Albumrecensie King’s X -Three Sides of One

King’s X is een driemans formatie uit Texas die al sinds begin jaren 80 van de vorige eeuw actief is.  Hun muziek valt nog het beste te omschrijven als: Black Sabbath meets Sgt. Pepper. Dus zware gitaarriffs en virtuoze -solo’s gecombineerd met Beatle-eske zangharmonieën, psychedelica en spiritualiteit maar ook met funk, soul en gospel. Dat laatste is te danken aan de donkere stem van leadzanger/bassist Doug (Dug) Pinnick, die uniek is in de rockwereld.

Omdat de band niet in een stereotype hokje paste (Is het hardrock? Metal? Funkrock?) wisten veel mensen niet wat ze ermee aan moesten. Lange tijd hebben ze zelfs nog het predicaat  “Christelijke band” aan gekregen vanwege hun hang naar religieus getinte teksten. Het grote succes is daarom altijd uitgebleven hoewel er wel waardering was van medemuzikanten plus talloze samenwerkingen. Ook maakten de heren, met name gitarist Ty Tabor zo hier en daar nogal eens een solo album. Daarnaast zijn ze als band, laten we zeggen, in de subtop altijd actief gebleven en brachten ze door de jaren heen het ene na het ander fraaie en kwalitatief hoogwaardige album uit. Na 2008 werd het echter stil, onder meer door gezondheidsissues, die helaas nog spelen tot op de dag van vandaag en die onlangs hebben geleid tot twee afgelaste concerten in Nederland. Desondanks alle malheur is er begin september dan toch eindelijk een nieuw album verschenen, hun 13e: Three Sides of One.

Mijn hypothese is dat Three Sides slaat op de invalshoeken van de drie bandleden, die samen One album hebben opgeleverd. Want in tegenstelling tot de vorige albums hebben alle drie de leden hier ongeveer een evenredig aandeel als leadzanger. Ik kan alvast verklappen dat dit een wisselend beeld oplevert.

Maar wat allereerst opvalt is dat er aan de sound van de band na 14 jaar afwezigheid werkelijk niets veranderd is. Er is geen enkele slijtage hoorbaar (mind you dat Pinnick inmiddels 72 jaar oud is!). Dat is héél fijn en geruststellend om te constateren. En met drie leadzangers is de rol van Pinnick dus beperkter dan in het verleden. Dat is jammer want de nummers waarop hij zingt, zijn veruit de beste. Luister maar eens naar de furieuze opener Let it Rain, gevolgd door Flood Pt. 1, het ingetogen Nothing but the Truth en de van de hitpotentie druipende Give it Up. Echt heerlijk ouderwets en vintage King’s X waarin alle vertrouwde ingrediënten weer geweldig samenkomen.

De nummers waarbij Tabor en Gaskill de leadzang voor hun rekening nemen, zijn minder sterk. Hier voert poprock de boventoon, waarbij Take the Time nog wel een mooie sfeer kent en Festival, door Tabor gezongen wel heavy is maar qua zang wat geforceerd overkomt.  

Na Swipe Up gaat het echter bergafwaarts. Hier wordt de poprock behoorlijk obligaat. Het door Gaskill gezongen Holidays is zelfs ronduit slaapverwekkend. Gelukkig maakt de afsluiter Every Everywhere (zang van Pinnick!) uiteindelijk weer het nodige goed.

Wat hebben we als einduitslag: overwegend vertrouwd hoog niveau met een paar zeperds. Dat levert dus in the end in schooltermen net geen Goed op maar wel een mooie Ruim Voldoende.