De wilde wereld van The Weepers

“Ik moet uiterlijk om kwart voor één weg”, zegt contrabassist Leo van der Helm aan het begin van de avond, “want mijn auto staat in de parkeergarage.” Welkom in de wilde rock ’n roll wereld van The Weepers. Wereldberoemd in Den Haag en ver daarbuiten. Behalve Leo bestaan The Weepers uit drummer Frido Fraterman, in het dagelijkse leven Hoofd ICT van een thuiszorgorganisatie en zanger/gitarist John Burki (géén artiestennaam!), als enige van de drie professioneel musicus.
The Weepers zijn, moet u weten, een coverband. Maar alom wel beschouwd als een hele goede coverband. “We spelen ook wel eigen nummers tussendoor”, zal John later zeggen,” maar die vallen eigenlijk niemand op.” Het repertoire bestaat vooral uit oude rock ’n roll en bluesnummers. Op 29 april spelen zij in sociëteit De Pijpela, zeg maar gewoon een café (de benaming “sociëteit” blijkt het makkelijker te maken mensen te weren), nabij paleis Noordeinde in Den Haag. Wellicht is het café vernoemd naar het steegje waarin het zit want dit vertrek zelf doet met zijn L -vorm de naam niet echt eer aan. Wat direct opvalt is dat het hele vertrek muziek ademt. Dat is bijvoorbeeld te merken aan de enorme hoeveelheid CD’s die opgesteld staan tegen de wand maar ook aan de vele foto’s van allerlei beroemdheden aan de muur zoals David Bowie, Iggy Pop, Led Zeppelin en BB King. Hierdoor rijst onwillekeurig de vraag op van ”het zal toch niet dat zij hier ook ooit gespeeld hebben……..?” En inderdaad, zij hebben hier nooit gespeeld.
Alle drie de bandleden arriveren apart van elkaar bij De Pijpela, met hun eigen instrumenten en apparatuur. “Het is allemaal niet zo spannend hoor”, deelde John mij nog van tevoren mee, waarbij hij er kennelijk van uitging dat ik op zoek was naar smeuïge verhalen over sex, drugs en rock’n roll. Hij lijkt zich een beetje te generen voor het feit dat het in zijn ogen allemaal nogal saai is en dat het er nogal gewoontjes aan toe gaat. De nuchterheid staat voorop en allures zijn hem (en de rest van de band) volkomen vreemd, zo blijkt wel.
De samenkomst in het café is allerhartelijkst. De sfeer is er één van ons kent ons: er wordt alom gehugd en de “hé hoe is het nou’s” zijn niet van de lucht. Sowieso zal later blijken dat dit een heel hartelijk café is: de bardames dansen met de gasten en ze gaan het café rond met blokjes kaas en worst.
De muzikale omlijsting van The Weepers wordt georganiseerd door Harold, eigenaar van Big Fatzo Productions. Hij vertelt dat hij eerder maandelijks blues avonden organiseerde in het nabij gelegen Parkhotel, maar daar waren uiteindelijk niet alle omwonenden even goed over te spreken. Vandaar de verhuizing naar De Pijpela. Dat is goed voor Harold én voor de Pijpela. De Pijpela was namelijk hét café in Den Haag als alle andere cafés gesloten waren (de openingstijd was middernacht) maar inmiddels is er concurrentie van andere cafés. Vandaar dat er moeite wordt gedaan om op een vroeger tijdstip een ander publiek (dat niet al volkomen dronken binnen komt) aan te boren. Het biedt Harold de mogelijkheid zijn producties te blijven slijten.
De sfeer blijft de hele avond uitermate gemoedelijk. Vrijwel alle bezoekers zijn hier ouder dan 50 jaar en iedereen lijkt elkaar hier te kennen. Ook lijkt iedereen de band te kennen. “Dit is een hele goeie band” weet bezoeker Robin mij vooraf mee te delen, hoewel hij geen liefhebber van het genre is. Ook bezoeker Bart roemt de kwaliteit van de band. Als hij hoort dat ik een reportage maak, raakt hij direct enthousiast. “Ik weet nog wel een leuke anekdote voor je verhaal. Wist je dat er een verhaal gaat dat prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina, vanuit paleis Noordeinde allerlei ondergrondse gangenstelsels zou hebben laten aanleggen om zo midden in de nacht stiekem het paleis te kunnen verlaten en zo het nachtleven in te kunnen gaan? Hij zou nogal een nogal een feestvierder geweest zijn…….”
Ik dank hem hartelijk voor dit enorme relevante verhaal. Stiekem hoopte ik erop dat de clou zou zijn geweest dat het gangenstelsel bij de Pijpela zou zijn uitgekomen, maar zó ver ging de anekdote nu ook weer niet.
”Nou heren, als jullie je een weg door de menigte kunnen banen, kunnen jullie beginnen”, zegt Harold, in het nog vrijwel lege café. Rond kwart voor negen, onder een discolamp, start de band met spelen maar niet voordat Leo de setlist van zijn andere band van zijn contrabas heeft afgescheurd. “Zo gaat dat”, zegt bezoekster Monique van Gils, die de bandleden persoonlijk kent. “Die jongens spelen overal en nergens.” Wat opvalt is dat de band uitermate strak speelt en heel goed op elkaar is ingespeeld. Ze spelen ook al zes jaar in deze bezetting. Repeteren doen ze ook niet meer.
“Kan ik wat te drinken krijgen en kan de verwarming misschien wat zachter?” roept John tussen twee nummers door. Hij staat naast de verwarming te spelen. De band heeft behoefte aan bier, alcoholvrij bier (“ik moet minderen”, grapt Leo) en icetea.
John lijkt de grootste bewondering van het publiek te oogsten, met name voor zijn soulvolle gitaarspel. Ook Johan Frauenfelder, voorman en gitarist van de nationaal bekende band De Règâs is aanwezig. Hij blijkt een fan van John te zijn “maar”, haast hij zich te zeggen “hij is ook een fan van mij.” Na een geweldig gespeelde “Route 66” weet John droogjes mee te delen: “nooit geweest.”
Tijdens de eerste pauze wordt John aangeschoten door Michael Lieffering, een enthousiaste bezoeker. “Ik heb eens naar jou zitten kijken, maar hoe doe je dat toch joh. Je doet zo en zo (maakt gitaarspeelgebaren) en je maakt helemaal geen fouten.” “Nou, die maak ik wel hoor”, zegt John, “maar daar speel ik gewoon over heen.” ”Volgens mij ben jij de beste gitarist van Den Haag”, zegt Michael. “Ik wil binnen een jaar 10%, nee 5% kunnen van wat jij kan. Ik heb een jaar op gitaarles gezeten en ik speel al tien akkoorden, dus…..” John ruikt zijn kans: “ik geef ook gitaarles, hier heb je mijn kaartje.” Op alle complimenten en loftuitingen reageert John verder met een verlegen: “dank voor deze mooie woorden.” Hij lijkt er niet zoveel mee te kunnen.
Ook als ik John naderhand spreek, voert de bescheidenheid de boventoon. “Wat is getalenteerd?”, vraagt hij zich desgevraagd af. “Als je iets doet wat je leuk vindt, dan doe je het automatisch vaker en als je het vaker doet, word je er meer bedreven in.” Zelf kreeg hij op zijn veertiende zijn eerste gitaar. Elvis Presley was voor hem de aanstichter van zijn liefde voor muziek. Hij is nog steeds een liefhebber van jaren 50 muziek. Hij speelt de muziek waar hij van houdt. Naast The Weepers speelt hij ook in een bluegrass band en speelt hij in “alles waar hij voor gevraagd wordt”, zolang het maar geen heavy metal, punk of elektronische muziek is. Het spelen van muziek wisselt hij zoals gezegd af met het geven van muziekles. Hij is een tevreden mens en vindt het prima zo. “Doorbreken zal ik niet, maar ik kan leven van de muziek, dus wat wil je nog meer?”
Na drie sets is voor The Weepers én voor het publiek het einde aangebroken. Er worden nog drie toegiften uitgeperst en dan is het welletjes. De klok staat op half twaalf. De hele kroeg loopt direct helemaal leeg. De Pijpela maakt zich op voor de volgende shift. The Weepers gaan naar huis. Leo haalt met gemak de parkeergarage.